"Berent Arentsen Scholte ten Ahave voor hemselfs en als man en momber zijne huisvrouw Janna Grevink, en uijt name van sijn schoonsuster Geesken Grevink, en Harmen Lenkhoff voor hem selfs en als man en momber sijner huisvrouw, Hindersken Grevink, voorts Roeleff ten Dam voor hem selfs en als vader en momber van sijne onmundige kinderen bij wijlen Lotte Grevink ehelijk verwekt, segten hoe dat tussen comparanten moeder en schoonmoeder Garritjen Locken, weduwe van wijlen Berent Grevink en dessen weduwe Grevink haar schoonbroeder en suster Johan Henrik Wijgink en Geesken Locken ehelieden, op 8-11-1703 een accoord is gemaakt over het sterfval van wijlen comparantens grootvader en, grootmoeder Saaltjen Lokken en Garritjen ten Hietbrink eheluijden. Daarbij heeft gemelten Jan Hendrik Wijgink tot, sijnen laste genomen alle obligatien, boek en andere schuld tot laste van dien boedel. uitgenomen 't capitaal van de weduwe Heijlersig. De boedel van Saaltjen Locken was beswaard met de volgende sommen, t.w. aen Jannis Rothornius (= Bothornius?) wegens obligaties van 25-7-1687 en 27-4-1689 350 guldens en aen Harmen Swijtink volgens obligatie van 24-6-1695 100 guldens en aan Geesken Hoftijser volgens obligatie van 10-10-1681 25 guldens. De eerste comparant en zijn vrouw hebben toch voor een deel ter voorkoming van grote kosten deze obligaties moeten betalen, t.w. voor de halfscheid van de capitalen en interesse van Jan Roshorn (?) 210 guldens en de halfscheijd van de obligaties van Harmen Swijtink en Geesken te Hoftijser. In der minne hebben zij van Jan Hendrik Wijgink van de door hen verschotene en betaalde penningen geen betaling kunnen erlangen. Daarom versogten en deden zij bij dezen peyndinge op en aen sodane erfportie als op Jan Hendrik Wijgink door het overlijden van desselfs broeder Wander Wijgink ab intestato is gedevolveert, t.w. aen de aenparten van de volgende ongerede goederen, namelijk huis en hoff in Winterswijk tussen de behuysingen van Hend.Willink en Jannes Poelhuis gelegen, aen den Wehmer Gaerden, aen twee parceelen hooijgrond in de Morsche, aen drie stukken lants op de Wippelbeke, aen twee stukken lants op de Pelkwijk, aen het lant op den Scholten Esch, aen 't lant op den Brants bosch, en de St.Annen Mate, aen de weijde agter 't Melatenhuis, aen 't goorden lant op den Joden Kerkhoff off Slesewijk, aen het Kruisstukke aen de Bredevoortse strate, te samen in en bij Wenterswijk gelegen, voorts op het geregte aenpart van Nienhuis, Tolkamp, Kamphuis, Weijenboom in Meddeho, Gossink, Wijskamp in Henxel, Molners, Veenemate en Heetbrink met de Stoltenbree en Maesstede en den sak en bloettiende den Tomas tiende genaamt in Korle, Huijskamp in Kotten, Rauwerdink en de onderhoorige kavensteden Brommelstroet en Selle in 't Woolt gelegen, en sulks om daar door te erlangen betalinge van voorgemelde somma van 210 guldens en van de halfscheyd van de obligaties van Harmen Swijtink en Geesken Hoftijser." (Bron: Rechterlijk Archief van Bredevoort, 14 maart 1733 , invnr 174; folio 115v t/m 116v; transcriptie Henk Ruessink) Johan gaat enorme schulden aan vanwege zijn zieke vrouw (fl.10.223 van 28 personen) dd 19 apr 1712. Op 17 aug.1712 wordt vermeld dat Jan Hendric Wijgink te kennen geeft "hoe dat het Godt de Heer behaagt heeft sijne vrouwe Gesina Locken met kranksinnigheit te besoecken," enz. Hij verklaart hun boedel insolvent en desolaat. | ||||
Generated by GreatFamily 1.1 - FREEWARE |